Wij zetten ons in voor het algemeen belang

Contact

Lijst Babijn
Bakkersstraat 59
4501 RB Oostburg
Tel. : 0117 452945
E-mail : info@lijstbabijn.nl

  Interact Network 2022

Art. 44 vragen m.b.t. Waterdunen. (07-09-2009) Vragen aan Gedeputeerde Staten van Zeeland namens de Partij voor Zeeland.

Aan

het College van Gedeputeerde Staten

Provinciehuis

Abdij 6

4331 BK MIDELBURG

 

Hoek , 7 september 2009

Betreft: Reactie van het Statenlid Johan Robesin, Partij voor Zeeland, op Uw antwoorden naar aanleiding van schriftelijke vragen conform Art. 44 van het Reglement van Orde d.d. 15 juli 2009, inzake het project WATERDUNEN’. Opmerkingen en nieuwe vragen.

 

 

Geacht college,

 

Onze fractie kan helaas niet tevreden zijn met uw antwoorden op onze schriftelijk gestelde vragen van d.d. 15 juli 2009 over het project ‘WATERDUNEN’. Naast opmerkingen, hebben wij nieuwe vragen. In volgorde van vraag-antwoord luiden die als volgt:

 

Naar aanleiding van uw antwoorden op vraag 1,2 en 3 (kostenramingen, inschattingen met betrekking tot subsidies en inkomsten en effectenvoorspellingen zijn nog in ontwikkeling).

Onze fractie van de Partij voor Zeeland constateert dat de eigen bijdrage van de Provincie fors naar boven is bijgesteld, de hoogte van de toegekende subsidies tegenvalt t.o.v. eerdere ramingen, de hoogte van het investeringsbedrag van Molecaten nog niet vast staat en er nog diverse onderzoeken gedaan moeten worden naar bepaalde effecten welke mogelijk ook nog een forse bijraming van de totale kosten kunnen inhouden.

Acht uw college het desondanks verantwoord om op deze wankele basis kostbare ambtelijke tijd en middelen te blijven investeren? Wanneer breekt er voor uw college een go no go moment aan? Acht uw college het mede in het licht van het feit dat de financiële middelen van de Provincie Zeeland zienderogen opdrogen en het hier welhaast een open-eind regeling betreft voor een project dat gezien de huidige crisis o.i. gedoemd is tot mislukken het desondanks verantwoord om door te gaan met dit inmiddels in de ogen van menig burger tot een “prestige project” verworden onderneming?

Naar aanleiding van uw antwoord op vraag 5 (het water van de Westerschelde is van prima kwaliteit voor de natuurwaarden die gewenst zijn in het gebied Waterdunen).

Wij willen graag van uw college weten of dit Westerscheldewater ook geschikt is voor de beoogde ‘zilte teelten’ binnen het plangebied ‘Waterdunen’.

 

Naar aanleiding van uw antwoord op vraag 6 (wie draait er op voor schade als gevolg van calamiteiten? Uw college spreekt in een voorkomend geval over een juist geringere optredende schade door sluiting van de waterkering).

Wie draait er naar de mening van uw college in voorkomende gevallen dan op voor deze geringere optredende schade?

Naar aanleiding van uw antwoord op vraag 9 (a. Waarom stijgt de waarde van bestaande woningen in een straal van 500 meter rondom “Waterdunen”? Uw antwoord: ,,In de laatste versie van de regionale effectanalyse is aangegeven dat gezien de onzekerheid van de huidige woningmarkt wij dit effect niet meer hebben meegenomen”).

Waarom betrekt uw college de onzekerheid van de huidige woningmarkt bij de beantwoording van onze vraag; dit gegeven staat toch geheel los van het regionale effect van het project ‘Waterdunen’? Waarom gaat uw college niet in op onze vraag m.b.t. een mogelijke daling van de huizenprijzen in de omgeving door de aanleg van ‘Waterdunen’?

Naar aanleiding van uw antwoord op vraag 9 (b. de vraag omtrent een eventuele hogere OZB-aanslag en de gevolgen daarvan voor de gemeente Sluis wordt door ons niet begrepen).

Het rapport maakt melding van het feit dat hogere opbrengsten door waardestijging van bestaande woningen niet kunnen worden meegeteld omdat het Rijk de extra opbrengsten kort in de uitkeringen uit het gemeentefonds.

Nogmaals aan u de vraag: worden de eigenaren van bestaande woningen de dupe van een hogere OZB-aanslag zonder dat dit volgens uw college de gemeente Sluis iets oplevert?

Naar aanleiding van uw antwoord op vraag 10 (concurrentie. Volgens uw college maken eventuele nieuwe horeca- en detailhandelvoorzieningen ook onderdeel uit van de regionale middenstand).

Baseert uw college de conclusie dat het hier geen concurrentie van bestaande bedrijven in de omtrek betreft, maar dat eventuele nieuwe horeca- en detailhandelvoorzieningen ook onderdeel uit maken van de regionale middenstand, op enige vorm van onderzoek of enquête in de betrokken regio, of betreft het hier slechts een ongefundeerde uitspraak van uw college?

Naar aanleiding van uw antwoord op vraag 12 (uw college geeft aan niet alle gronden van de gemeente Sluis te hebben verworven en voegt er aan toe hier te zijner tijd een regeling voor te gaan treffen).

Wat bedoelt uw college precies met ‘een regeling’; gedwongen onteigening?

Is uw college op de hoogte van de door de gemeenteraad van Sluis aangenomen motie die behelst dat de gemeente Sluis geen vierkante meter grond zal verkopen of afstaan voordat alle andere benodigde grond op vrijwillige basis is verworven?

Naar aanleiding van uw antwoord op vraag 14 (onze vraag m.b.t. de in het rapport genoemde directe extra omzet tijdens de aanlegfase van 45 miljoen euro voor het regionale bedrijfsleven wordt door uw college niet beantwoord).

Is uw college inmiddels tot voortschrijdend inzicht gekomen en bent u inmiddels net als onze fractie van mening dat er tijdens de aanlegfase voornamelijk sprake zal zijn van inkomstenderving voor het regionale bedrijfsleven gekoppeld aan schadeclaims?

Naar aanleiding van uw antwoord op vraag 15 (bij het opstellen en beoordelen van schadevergoedingsverzoeken, c.q. compensatie van inkomstenderving, kunnen deskundigen betrokken worden).

Voor wiens rekening komen deze deskundigen? Komt de bewijslast bij de gedupeerde of bij de mogelijk verantwoordelijke partij te liggen?  

Naar aanleiding van uw antwoord op vraag 18 (planschade. De financiële gevolgen daarvan zijn in de grondexploitatie meegenomen).

Kan uw college aangeven in welke component van de grondexploitatie dit is meegenomen en welk bedrag hiervoor exact gereserveerd is?

N.B. Onze fractie maakt bezwaar tegen de naar onze mening door uw college in deze vraag en in antwoord op vraag 23 toegepaste versluiertactieken.

Naar aanleiding van uw antwoord op vraag 20 (inderdaad zal sprake zijn van een overgangsperiode, waarin de gemeente van Napoleon Hoeve geen toeristenbelasting ontvangt. Dit tijdelijke effect zal worden verwerkt in de betreffende tabel op de website).

Met welke argumenten c.q. onderbouwing kan uw college rechtvaardigen dat deze inkomstenderving alleen verwerkt wordt in een tabel op de website? Dient deze inkomstenderving niet gewoon op de reguliere wijze ten laste gebracht te worden? Kortom hoe verklaart uw college dat dit negatieve effect van 1 miljoen euro niet is meegenomen in het rapport ‘Regionale effecten Waterdunen’?

Naar aanleiding van uw antwoord op vraag 21 (de praktijk zal moeten uitwijzen of de slibinvang voldoet of aanvullende beheersmaatregelen nodig zijn).

Zijn er reeds afspraken gemaakt wie deze mogelijk noodzakelijke aanvullende beheersmaatregelen voor haar rekening gaat nemen en zijn daar reeds bedragen voor gereserveerd?

Naar aanleiding van uw antwoord op vraag 22 (uw college gaat niet in op onze vraag m.b.t. de financiële waarde van bestaande infrastructuur die bij de realisatie van Waterdunen zal worden vernietigd).

Bij deze verzoeken wij uw college nogmaals, het totale bedrag m.b.t. de infrastructuur welke door de beoogde aanleg van ‘Waterdunen’ verloren dreigt te gaan, in kaart te brengen. Kunt u eveneens opgeven welke subsidies t.b.v. de aanleg in het verleden hiervoor door het Rijk, de Provincie en Europa beschikbaar zijn gesteld en wanneer? Moeten er als gevolg van deze ‘kapitaalvernietiging’ wellicht nog subsidies worden terugbetaald?

Naar aanleiding van uw antwoord op vraag 23 (a. de waardedaling van agrarische grond is niet meegenomen omdat die verwerkt is in de verwervingskosten).

Kan uw college exact tot in detail aangeven hoe de waardedaling van de agrarische grond verwerkt is in de verwervingskosten?

Of moeten wij het door uw college gegeven antwoord als volgt interpreteren: de Provincie Zeeland neemt de volledige afschrijving c.q. afboeking (waardedaling van agrarische grond) voor haar rekening?

Naar aanleiding van uw antwoord op vraag 23 (b. wat betreft de waterschapsheffing moet niet alleen naar de vermindering gekeken worden door verandering van agrarische gronden in natuur, maar ook naar de extra inkomsten door de komst van de 400 bungalows en het hotel.

Vergelijkt uw college hier abusievelijk appels met peren, mede gezien het feit het hier vakantiewoningen betreft en geen woningen voor permanente bewoning? Kan uw college exact in euro’s het verschil aan inkomsten op jaarbasis aangeven?

Naar aanleiding van uw antwoord op vraag 26 (overdracht ‘Waterdunen’ aan Stichting Het Zeeuwse Landschap is wellicht in strijd met Europese regelgeving. Uw college geeft aan in deze de uitkomsten van een beroepszaak af te wachten).

Betreft het hier een hoger beroep na een gedane uitspraak; kunt u één en ander nader specificeren?

 

Aanvullende vragen:

1.     Het gebied zal worden voorzien van een zogenaamde ‘kwelsloot’ om daarmee te pogen de verzilting van omliggende gronden te voorkomen. Feit is dat een ‘kwelsloot’ per definitie een extra risico betekent voor verzilting van het oppervlaktewater en geen enkele waterzuiveringsinstallatie zonder zware schade op te lopen, zout water kan verwerken. Indien derhalve een dergelijke ‘kwelsloot’ op het gebied zelf zou moeten afwateren; hoe denkt uw college deze problematiek dan technisch op te gaan lossen en tegen welke kostprijs?

2.     (a) Het rapport vermeldt dat er in de studie van wordt uitgegaan dat de 14 hectare grondbezit van de gemeente Sluis de gemeente 1,1 miljoen euro oplevert. Waarop is deze waarde gebaseerd; zijn er reeds prijsafspraken gemaakt met de gemeente Sluis? (b) In uw antwoord op vraag 13 komt naar voren dat alles m.b.t. geboden grondprijzen vertrouwelijk is. Kan uw college ons dan uitleggen waarom iedereen in het openbaar toegankelijke rapport de prijsstelling m.b.t. de 14 hectare grondeigendom van de gemeente Sluis kan inzien?

3.     In het rapport lezen wij dat naar schatting 25% van de mensen die aan werk geholpen worden uit de werkloosheid geraken. Waarop wordt deze verwachting gebaseerd in het licht van het feit dat men m.b.t. de kassencomplexen in Terneuzen reeds gewag maakt van invulling arbeidsplaatsen door voornamelijk buitenlandse werknemers?

4.     Het internationaal bekende en vermaarde Zwin trok in 2008 minder dan 100.000 bezoekers. In Marquenterre, het voorbeeld-gebied voor ‘Waterdunen’, is er sprake van dalende bezoekersaantallen. Waarop baseert uw college dan de verwachting dat het nog onbekende ‘Waterdunen’, dat tevens qua natuurwaarden nog tot ontwikkeling moet komen, jaarlijks 150.000 extra dagtoeristen bovenop de huidige aantallen zal trekken? N.B. Daar komt nog bij dat Het Zwin, een te duchten concurrent gelegen in de directe nabijheid van ‘Waterdunen’ de komende tijd nog drastisch zal worden opgewaardeerd.

5.     De laatste jaren is er in West-Zeeuws-Vlaanderen honderden hectares nieuw natuurgebied aangelegd. In diezelfde periode is het toerisme zeer sterk gedaald.
Kan uw College desondanks staande houden dat door de aanleg van nog meer natuur, opeens het aantal toeristen toch explosief zal stijgen? Gezien het feit dat nadat het project ‘Waterdunen’ is gerealiseerd het aantal “verblijfsplekken” slechts met ongeveer 10% toeneemt wil onze fractie tevens graag van uw college vernemen waar die enorme aantallen verblijfsrecreanten en bezoekers dan zullen worden ondergebracht.

6.     Het rapport ‘Regionale effecten Waterdunen’ (29-06-2009) vermeldt dat de investeringen voor ‘Waterdunen’ grotendeels worden gedragen door het Rijk, de Provincie en Molecaten. Uit uw antwoord op voorgaande vragen van onze fractie aangaande dit onderwerp kwam naar voren dat het niet vaststaat of Molecaten daadwerkelijk zal participeren in het project ‘Waterdunen’ om reden dat Molecaten zich tot dan toe nog op generlei wijze gecommitteerd had. Wij willen graag van uw college weten of daar inmiddels verandering in is gekomen en Molecaten zich nu garant heeft gesteld voor haar bijdrage. Indien dat nog steeds niet het geval is willen wij van uw college garanties (namen en rugnummers) van partijen die, mocht Molecaten zich eventueel terugtrekken, een dergelijke investering voor hun rekening willen nemen, zodat de Zeeuws-Vlaamse gemeenschap niet alleen blijft zitten met een hoeveelheid ongewenste natuur ter waarde van ± 100 miljoen euro welke economisch gezien nauwelijks iets oplevert. N.B. Een reactie uwerzijds in de zin van het betreft een A-locatie waarvoor ondernemers in de rij staan, is en blijft voor ons onacceptabel.

 

Tot slot wil onze fractie van uw college weten, naar aanleiding van de brief van Minister Verburg aangaande Provinciale voorstellen natuurpakket Westerschelde (bij u ingekomen d.d. 17-07-2009), of wij de conclusie mogen trekken dat het project ‘Waterdunen’ (variant natuurlijk +) door uw College buiten medeweten en zonder besluitvorming door Provinciale Staten, reeds “cadeau” is gedaan aan de Minister. Concreet, is het naar de mening van uw college überhaupt nog mogelijk de meest recent gepresenteerde variant waarin de natuurwaarden de boventoon voeren nog aan te passen zonder subsidiegelden en hectares natuurcompensatie (NPW) te verliezen?

 

Uw college zal begrijpen, dat onze fractie graag z.s.m. reactie ontvangt op

bovenvermelde opmerkingen/vragen. Het zal uw college tevens duidelijk zijn, dat onze fractie - gelet op de gesignaleerde feiten – van oordeel is dat het project ‘Waterdunen’ ten spoedigste dient te worden afgeblazen, nu het nog kan.

 

 

Hoogachtend,

Statenfractie Partij voor Zeeland (PvZ),

 

N.B. Met ‘het rapport’ wordt telkens gerefereerd aan Het rapport ‘Regionale effecten Waterdunen’ van d.d. 29-06-2009.